Mijn zus belt. Het gaat minder met mama en ze lijkt onrustig te zijn. Ik denk na. Ik zit in mijn joggingbroek op de bank. Kinderen net naar bed. Ik wil even niks. Maar het voelt niet goed om mama alleen te laten liggen. Ze kan niet aangeven wat ze wil. Of niet wil. Of ze pijn heeft. Angstig is. Ik besluit naar mama te gaan. Joggingbroek verruil ik voor een spijkerbroek. Ik neem een tas mee. Zes boterhammen, een reep chocola en een kan koffie helpen mij vast de nacht door.
Mama ligt op haar zij. Ze beweegt zachtjes met haar linkervoet. Ze is kortademig. Haar mond hangt wat open. ‘Mama, ik ben er’, zeg ik. Mama antwoordt niet. Er staat een fijne stoel op haar kamer. Met een krukje voor mijn benen. Ik zet de stoel vlakbij het bed. Ik voel haar arm. Ik houd haar hand vast. Ze is zo koud. Ik wil naast haar kruipen. Tegen haar aanliggen. Mama opwarmen. Zoals je een kind koestert dat net geboren is. Haar linkervoet blijft bewegen. Ik streel haar benen. En geef haar kusjes.
Gedurende de uren die volgen heb ik contact met mijn drie zussen. Ik vertel hoe mama erbij ligt. Ik demp het licht in de kamer; zo is het wat zachter. Ik waag een poging om een film af te kijken die ik thuis begonnen was. Soms zet ik de film stop. Als mama geluid maakt. Ik zeg steeds tegen mama waar ze is. Mama begint een beetje te schudden. Ik denk dat ze moet plassen. ‘Doe maar’, zeg ik. De nacht kabbelt voort. Ik drink koffie om wakker te blijven. Haar linkervoet beweegt nog steeds. Ze knijpt zacht in mijn hand.
Rond twee uur komt de verpleegster binnen om mama te verschonen. Ik help mee. Zodra de dekens van mama afgaan zie ik voor het eerst haar lijf. Een hoopje botten die uitsteken. Een platte buik, haar ingevallen lichaam. Haar ribbenkast. Dit is niet meer de mama van vroeger. De volle vrouw die ze ooit was. Ik zie een lichaam dat opgeraakt is.
Ik help mama omdraaien en haar verschonen. Ik herken mama als een andere mama. Het blijft mama. Maar dan in een andere hoedanigheid. Zo ongelooflijk teer. Mama maakt geluiden tijdens het omdraaien. En doet haar ogen vol open. Ik ga wat meer tegen haar praten. Ik vertel wat we aan het doen zijn. In haar blik zit geen herkenning. Ik zie dat mama aan het vertrekken is. Haar ademhaling vertraagt. Toen ik naar haar toe reed had ik nog niet het idee dat mama zou gaan sterven. Nu wel. Ik denk dat dit het einde is.
Ik ben rustig. Ik ben bij. Ik ben op mijn gemak. Ik voel mij betrokken. Ik ben bij mama. En het is goed. ‘Als het je tijd is, ga dan maar, mama’, zeg ik. Ik heb mijn zus aan de telefoon. Ik zet haar op de speaker. Zodat ze de ademhaling van mama kan horen. ‘Zeg maar dat ze mag gaan. Ze mag loslaten’, zegt mijn zus. Ik probeer haar ogen te sluiten. Ik streel haar. Geef meer kusjes. Het ademen gaat steeds trager. Ik hoor een zucht. Gereutel. Is dit het laatste? ‘Toe maar, ga maar’. Nog één ademhaling. Mama’s gezicht verkleurt. Ze is weg.
Mijn twee zussen arriveren. We verleggen mama. Haar benen wat rechter. Een handdoekje onder haar kin. Haar haren geborsteld. Mijn derde zus kijkt via de telefoon aan het voeteneind mee. We zijn met z’n vieren bij mama. We zijn verbonden. Verdrietig. We berusten.
Een paar uur later. Onderweg in de auto naar huis. Ik voel onontkoombaarheid. Het is definitief. Mama is niet meer. Ze is een herinnering geworden. Ik denk aan mama als een boom. Mama was er. Mama was de mama die je er zelf van maakte. Zoals je naar een boom kijkt. Stevig. Die vormen en kleuren kan aannemen. Die beweegt op het ritme van het leven. Er is nu een lichaam. Maar daar zit mama niet in. Het is klaar.
Ik voel dankbaarheid. Haar leven is mooi en natuurlijk geëindigd. In alle volheid was ik erbij. Dat voelt rijk en kostbaar.
Thuis drink ik een whisky. Een proost op mama.
Verhaal van Marijn. Zijn moeder overleed op 18 november 2020. Ze is 92 jaar geworden.
Tekening mama door zus van Marijn.