Toen mijn moeder doodging brak mijn hart. Alle liefde die ik jarenlang verzameld had lag in stukjes op de grond. Ik keek ernaar. Naar al die scherven liefde. Het liefste had ik veger en blik gepakt en alles in de prullenbak laten verdwijnen.
Soms pak ik een stukje liefde op. Zoek naar waar het past. Al die stukjes blijven door elkaar liggen. Ik kan alleen maar denken ‘mama is weg’. Maar ‘weg’ impliceert teveel dat ze nog terug kan komen. ‘Ik ga weg’ is teveel ‘op pad gaan’. Een wandeling maken. Of een verre reis. Mijn moeder is helemaal geen wandeling maken. En al helemaal niet op reis. Een vriendin noemt dat zo; ‘je moeder is op oneindige reis gegaan’. Dat bedoelt ze goed. Ik vind het onzin. Mijn moeder is gewoon morsdood en ligt in een kist onder de grond. Dat is een verdrietig stukje liefde. Waar ik heel hard in knijp. Net zolang tot ik mijn nagels zo diep in de binnenkant van mijn handen duw dat het pijn doet.
Ik had de allerleukste moeder. Dat vond niet alleen ik. Ons huis was een warm nest. Waar deuren openstonden. Mensen binnenwaaiden. Aanschoven aan onze tafel waar minimaal twaalf mensen aan pasten. De tafel als hart van het huis. Een robuuste houten tafel waaraan het leven geleefd werd. Net als de tafel zelf. Elke groef bewaart een grap, een lach of een geheim. Elke traan is er in opgezogen. Zielenroerselen gleden als trage sporen langs de tafelpoten. Verhalen zijn in de kieren gaan zitten. Omgevallen glazen wijn, vetvlekken en kruimels markeren uitbundige etentjes. De tafel is zoals mijn moeder was; royaal, hartverwarmend en altijd plek voor nog veel meer.
Was mijn moeder maar een vervelend mens geweest. Dat we elkaar niet konden uitstaan. De ze gewoon niet aardig was. Of er belachelijk uit had gezien. Dan was mijn liefde vast niet kapot gegaan. Dan had ik de liefde niet in alle volheid hoeven omarmen. Had ik een gereserveerde omgangsvorm kunnen kiezen. Zonder risico en verwachting.
Kan je teveel liefde voelen? Dat het overstroomt en je kopje onder gaat? Dat je verzuipt en nooit meer bovenkomt? Mama was één en al liefde. Mama was aandacht. Mama was klaarstaan. Mama was delen. Mama was geven en durven ontvangen. Mama was in de zomer samen de zee in rennen. Mama was altijd er zijn. Voor mij en voor zichzelf.
Mijn moeder is dood. Mama en ik als eenheid is dood. Ik ben niet dood. Ik leef. Met duizend stukjes liefde.