Ik heb een vader. Een vader die vijf dagen per week werkt. Als hij thuiskomt is het eten
klaar. We zitten aan tafel. Of ik nog huiswerk heb. Na het eten ga ik naar mijn kamer. En
maak huiswerk. In het weekend wordt de auto gewassen. Een band geplakt. Krant
gelezen en dutjes gedaan. Met vriendinnen dans ik het weekend door. Mijn vader haalt
ons keurig op.
Ik word voorzien van natjes en droogjes. Van kleding, fietsen, schoolbijdrages, meubels
in mijn kamer.

Mijn vader rent nooit. Heeft geen specifieke hobby’s. Trekt er niet op uit en heeft geen
zwembroek.
Lang heb ik verwachtingen gehad. Dat mijn vader wel zou gaan rennen of slapen in een
hotel aan zee. Tranen laat van ontroering. Zal gaan barbecueën in zonnige zomers met
urenlange gesprekken.

Verwachtingen worden verlangens. En verlangens zijn inmiddels ingebedde ervaringen.
Afscheid nemen van verwachtingen en verlangens kan helend zijn. Met littekens en
krasjes hier en daar.

Afscheid is loslaten. Je leven hernieuwd invullen. Of je nu iemand verliest door de dood.
Het stoppen van een liefdesrelatie. Het verlaten van je geboortegrond. Het verliezen van
een baan. Het afleren van gewoontes die niet goed voor je zijn. En dus ook het afscheid
van al die verwachtingen die we ons leven lang bij ons dragen.

Mijn vader houdt van thuis. Van kleine dingen.